De Hoendervogels by Brehm Alfred Edmund

De Hoendervogels by Brehm Alfred Edmund

Author:Brehm, Alfred Edmund
Format: epub
Tags: Animals
Published: 2009-01-29T05:00:00+00:00


* * *

In de vierde onderfamilie vereenigen wij de Fazanten (Phasianinae). Ook bij hen is de romp gedrongen, maar toch gestrekter gebouwd dan bij de Boschhoenderen; de snavel is middelmatig lang en sterk gewelfd, de bovensnavel over den ondersnavel benedenwaarts gebogen, soms aan de spits verlengd en nagelvormig verbreed; de middelmatig lange loop is bij den haan altijd gespoord; de teenen zijn lang, de vleugels middelmatig lang of kort, sterk afgerond; de staart is gewoonlijk lang en breed en uit 12 à 18 pennen samengesteld, de kop gedeeltelijk naakt, dikwijls met kammen en lellen, soms bovendien met hoornen en ook wel met vederbossen versierd; het vederenkleed is prachtig van kleur en glanzig, maar bij mannetjes, wijfjes en jongen verschillend.

Gewoonlijk rekent men tot deze onderfamilie, ongeveer 75 soorten, waarvan er elf in Afrika, slechts drie (de Kalkoenen) in Amerika, alle overige in Zuid- en Middel-Azië thuis behooren. Alle soorten bewonen boschrijke of althans met struikgewas begroeide gewesten waar zij goed gedekt zijn: sommige hooge bergstreken, andere het laagland. Zij zijn standvogels; bij de keuze van een woonplaats gaan zij zeer zorgvuldig te werk en verlaten deze daarna niet meer. Alle hebben min of meer de neiging om na den broedtijd rond te zwerven en dan terreinen te bezoeken, waar men ze in andere tijden van ’t jaar niet vindt. Tot echte reizen zijn zij wegens de gebrekkigheid van hunne bewegingsorganen niet in staat. Zij zijn goed ter been en kunnen, als zij willen, in het hardloopen bijna met ieder ander Hoen wedijveren; zij vliegen echter slecht en doen dit daarom slechts in den uitersten nood. In lichaamsoefeningen schijnen zij geen behagen te scheppen; zelfs gedurende den paartijd gedragen zij zich rustiger dan de andere Hoenderen. Gewoonlijk stappen zij op hun gemak en zonder zich te haasten rond, met ingetrokken of gebogen hals, den fraaien staart, hun voornaamsten tooi, zoo ver opgeheven, dat de middelste veeren niet over den grond sleepen; om sneller te loopen buigen zij den kop tot dicht bij den grond en lichten den staart iets hooger op; in geval van nood maken zij ook van hunne vleugels gebruik. Hun wijze van vliegen vereischt krachtige vleugelslagen en gaat daarom vooral bij het opvliegen met een klapperend gedruisch gepaard; wanneer echter de Fazant eens een zekere hoogte bereikt heeft, fladdert hij weinig, maar schiet met uitgespreide vleugels en staart volgens een hellend vlak in benedenwaartsche richting snel vooruit. In de kroon van hooge boomen is hij gewoon rechtop te staan of met sterk gebogen pooten zich geheel op den tak neer te vleien en den langen staart bijna loodrecht naar beneden te laten hangen. Zijne zintuigen zijn goed ontwikkeld, de geestvermogens over ’t algemeen gering. Onder elkander leven de Fazanten in vrede, zoolang de liefde niet in ’t spel komt; in den paartijd ziet men echter, evenals bij de overige Hoendervogels, de mannelijke leden van het gezelschap in opgewonden toestand verkeeren en soms zeer ernstige gevechten leveren.

Tot aan den paartijd verbergen de Fazanten zich zooveel mogelijk. Als zij niet gestoord



Download



Copyright Disclaimer:
This site does not store any files on its server. We only index and link to content provided by other sites. Please contact the content providers to delete copyright contents if any and email us, we'll remove relevant links or contents immediately.