De komedianten (1917) by Louis Couperus

De komedianten (1917) by Louis Couperus

Author:Louis Couperus [Couperus, Louis]
Format: epub
Published: 2010-03-21T21:55:12.462000+00:00


En terwijl de Prologus voort ging stilte te vragen en te verklaren wat het onderwerp van het op te voeren blijspel was, traden langs de zuilen, links en rechts, uit de fluitspelers, rechts drie met dubbelfluiten, hooge; drie links met lage dubbelfluiten.

En zij zetten zich, geheel voor op het proscænium, op lage schabellen en begeleidden komiesch met lange, weeke uithalen en getremoleer de woorden van den Prologus.

- Het is, zeide Quintilianus ontevreden tot Plinius; die wulpsche muziek, die onzen tijd ontzenuwt. Hoor, het is als kattengekrijsch!

- Ge waardeert toch muziek, beste vriend, zei naast hem Verginius Rufus.

- Ge hebt ons zelfs geleerd, zei Plinius ter andere zijde van den grijsaard; dat Caïus Gracchus, de grootste redenaar van zijn tijd, bij zijn redevoeringen zich door een fluitist liet begeleiden, die hem op zijn tonarion-fluit den toon aangaf.

- Wij hebben tegenwoordig, zei Quintilianus; geen tonarion meer maar psaltherion en spadix en dan die Lydische fluiten daar, wier klanken verweeken wat er nog mannelijk in ons Romeinen gebleven is...

Achter hen, op de ridderbank, fluisterde Martialis tot Suetonius:

- Hij is geleerd en braaf, onze Quintilianus. Maar hij heeft een groote fout...

- En die is? vroeg Suetonius.

- Hij is niet modern. Dit is moderne muziek. Dat is wulpsch, wellustig, verdòrven als je het zoo noemen wilt. Dit hysterische kattegemiauw van die hooge, hooge rechterfluiten preludeert wat ons de Bacchides geven gaan: Cecilius en Cecilianus. Ik hoor mijn tijd weêrspiegeld in die muziek, die snerpt. Caïus Gracchus is reeds lang dood...

En hij zag naar Suetonius, schuin, wat de jonge man dacht...

- Een droge ziel, dacht Martialis. Jong, maar droog en hij daar voor mij, wijs, maar ouderwetsch...

Hij zag verder naast zich en dacht:

- Tacitus, de melancholie, Juvenalis, de verbitterdheid om hun tijd... Verginius Rufus, de antieke Romeinsche voomaamheid... Frontinus, de brave soldaat met verborgen dichterziel... Plinius, Plinius is wien ik bemin en bewonder... Hij begrijpt alles, hij verontschuldigt àlles bijna, en hij zelve is zoo hoog en eenvoudig en rein... O, beminnelijkste ziel!... En ik... De onverbeterlijke levensgenieter...! Waarom niet?

Op het proscænium week het siparium open, rechts en links: de Atheensche straat verzichtbaarde...

- Hoor...! dacht Martialis. De weeke, wulpsche, weelderige fluitmuziek gièrt omhoog... Ik hoû van dat krijschen, die schrille steeds hoogere snerpingen... Quintilianus, Quintilianus, dàt zijn de accoorden van onzen tijd! O, het is goed jong te zijn, niet te betreuren wat het Verleden ook goeds bood, maar te leven, zelfs onze vervallenheid: te leven het oogenblik, te plukken den dag! Carpere diem!! Bravo, bravo, de knappe knaapjes!

En zijn laatste woord juichte hij luid. Want de Prologus op zijn ezel, wijzende, toonde de beide Bacchides, die verschenen. Er ging een bewonderend gemompel door heel het Theater.

- O-o-o-oh! mompelde goedkeurend de cavea. Wat zijn ze mooi! En de een is net als de ander!

Maar de Prologus riep: 't Is Bacchus, die de Bàcchides u zendt;

Bacchanten, die haar Bacchanaliën dansen...

Het zijn twee zusters; Samische Bacchanten,

Hetære van Athene, de eene; tweeling-

Zustren gelijken zij elkander als twee

Droppelen water, dropplen witte melk!

Haar oudrenpaar, gewijd in Bacchische

Mysteriën, noemden beiden Bacchis; Bacchis

Is de eene, de Atheensche; Bacchis ook

Is de andere, die komt van de reize.



Download



Copyright Disclaimer:
This site does not store any files on its server. We only index and link to content provided by other sites. Please contact the content providers to delete copyright contents if any and email us, we'll remove relevant links or contents immediately.